Hoofdstuk 35 Secties

Auteurs: Gjalt-Jorn Peters; laatste update: 2023-10-20

In dit hoofdstuk wordt besproken:
  • inleiding
  • methode
  • resultaten
  • discussie.
Deze stof wordt behandeld in de volgende Open Universiteitscursus(sen):
  • Onderzoekspracticum experimenteel onderzoek (PB0412)
  • Onderzoekspracticum cross-sectioneel onderzoek (PB0812)

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vier secties die vaak worden gebruikt voor empirische artikelen: de inleiding, methode, resultaten, en discussiesecties. In hoofdstuk Teksten wordt meer algemene informatie over het schrijven van academische teksten gegeven.

35.1 Inleiding

Een inleiding leidt een tekst in. Als gevolg hiervan opent de inleiding breder dan de kern van de tekst is. In teksten waarin een toegepaste studie wordt beschreven (onderzoek waarbij wetenschappelijke theorieën en methoden worden ingezet om een bijdrage te leveren aan een “real-world probleem”) wordt bijvoorbeeld vaak een maatschappelijk perspectief genomen, terwijl in teksten waarin fundamenteel onderzoek wordt beschreven (onderzoek waarbij specifieke onderdelen van de natuurlijke wereld worden onderzocht) het onderwerp vaak wordt gekaderd in het bredere veld. De inleiding werkt dan toe naar de studie die in de methodesectie wordt beschreven. Inleidingen volgen verder vaak (maar niet noodzakelijk) een soortgelijke structuur.

Een extreem voorbeeld van het principe dat een inleiding breed begint wordt gegeven door Ross & Toma (2021):

Since the dawn of time, human beings have asked some fundamental questions: who are we? why are we here? is there life after death? Unable to answer any of these, in this paper we will consider cohomology classes on a compact projective manifold that have a property analogous to the Hard-Lefschetz Theorem and Hodge-Riemann bilinear relations.

Dit is een “karikatuur” van een inleiding, maar zoals goede karikaturen worden de belangrijkste kenmerken duidelijk neergezet.

35.1.1 Problematisering

Vaak start een inleiding met een problematisering. Hier wordt kort aangegeven waarom de betreffende studie nodig is. Dat is bijvoorbeeld vaak omdat er een inconsistentie is in eerder onderzoek, of omdat bepaalde informatie ontbreekt maar ergens voor nodig is. Deze problematisering vormt dan vaak de aanleiding en rechtvaardiging voor de studie.

35.1.2 Theorieën

Vaak werkt wetenschappelijk onderzoek met theorieën. Wetenschappelijke theorieën zijn bijna het omgekeerde van theorieën zoals ze in spreektaal worden gebruikt: daar worden ze vaak gebruikt om aan te geven dat iets heel onzeker of penibel is, terwijl wetenschappelijke theorieën juist zorgvuldig worden geformuleerd op basis van een overvloed aan empirische evidentie. In de sociale wetenschappen postuleren theorieën vaak een of meer constructen, bijvoorbeeld psychologische constructen, en beschrijven de theorieën vaak hoe die samenhangen, bijvoorbeeld doordat ze een structurele relatie hebben (e.g. uit elkaar bestaan), een causale relatie hebben (e.g. elkaar beïnvloedden), of een functionele relatie hebben (e.g. doordat ze betrokken zijn in hetzelfde proces).

Wetenschappelijke theorieën combineren dus een veelheid aan empirische evidentie en een mogelijk verklaringsmodel. Het beschrijven van de relevante theorieën is daarom een efficiënte manier om te beschrijven wat al bekend is over een onderwerp. Bovendien zijn de verschillen in definities van constructen en de structurele, causale, en functionele relaties die worden gepostuleerd vanuit wetenschappelijk oogpunt belangrijk: deze kunnen er bijvoorbeeld op duiden dat de theorieën zijn gebaseerd op verschillende verzamelingen empirische evidentie; of ze kunnen informatief zijn over verschillende maatschappelijke, culturele, of politieke achtergronden van degenen die de theorieën formuleerden; of natuurlijk op fouten in de theorieën.

35.1.3 Empirische evidentie

Naast het bespreken van de relevante theorieën bespreek je in de inleiding de relevante empirische evidentie. Dit zijn dus de studies die al zijn gedaan die het dichtste in de buurt lagen van de studie die je in je tekst beschrijft. Consistenties en inconsistenties met die studies zijn informatief over, bijvoorbeeld, verschillen in meetinstrumenten, steekproeven (i.e. bestudeerde populaties), studie-opzetten, of andere aspecten. Samen met de relevante theorieën vormen de eerder uitgevoerde studies en de uitkomsten van die studies dus het kader voor de studie die je in de methode gaat bespreken.

Bovendien hebben studies altijd beperkingen, en als die worden besproken (in de discussie-sectie) worden ook aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. Kortom, er wordt gesuggereerd hoe die beperkingen in toekomstig onderzoek kunnen worden voorkomen of verminderd. Omdat de studie die jij bespreekt vanuit het perspectief van eerdere studies zulk toekomstig onderzoek is, bespreek je in je inleiding dus ook hoe je rekening houdt met die beperkingen en aanbevelingen.

35.1.4 Huidige studie

Die bespreking leidt tot je huidige studie. Je eindigt je inleiding ook met datgene dat je gaat onderzoeken: de onderzoeksvraag of -vragen. Soms wil je specifieke hypothesen toetsen (dit hangt er ook vanaf of je ervoor kiest om een hypothesetoetsend kader te hanteren), en in dat geval beschrijf je vaak geen onderzoeksvragen maar alleen die hypothesen.

Als de lezer bij het einde van je inleiding is gekomen, heb je als het goed is de hele context voor je studie uitgelegd. Hierin is het belangrijk om ook pragmatische, politieke, maatschappelijke, culturele of subjectieve aspecten te beschrijven. Soms spelen deze geen rol, maar soms zijn ze erg belangrijk, en dan moeten die kaders ook worden genoemd volgens de vijf ZOVET principes van Wetenschappelijke Integriteit: Zorgvuldigheid, Onafhankelijkheid, Verantwoordelijkheid, Eerlijkheid, en Transparantie.

35.2 Methode

De methodesectie is de makkelijkste sectie om te schrijven: het is een rapportage van de methode die je hebt gebruikt om data te verzamelen. De methodesectie moet eigenlijk voldoende gedetailleerd zijn dat andere onderzoekers je studie kunnen nadoen. Echter, omdat dit vaak meer detail vereist, en de nauwgezette beschrijving van elk aspect van de studie te veel plaats inneemt, is het gangbaar om uitgebreide materialen op te nemen in een openbaar toegankelijk repository (bijvoorbeeld op het Open Science Framework) of als bijlagen. Hiernaar verwijs je dan in de lopende tekst. Onthoud bij het schrijven van de methodesectie dus dat truukje, zodat je tegelijkertijd volledige transparantie kunt betrachten en de tekst goed leesbaar kunt houden.

De methodesectie kan allerlei paragrafen bevatten die vaak afhankelijk zijn van het soort studie dat wordt beschreven. Hieronder staan een aantal voorbeelden.

  • De studie-opzet (e.g. cross-sectioneel versus longitudinaal, experimenteel versus observationeel, kwalitatief versus kwantitaties, systematische review versus empirisch onderzoek, etc)
  • De steekproefstrategie (e.g. wervingsstrategie, zoals aselecte steekproef, convenience sample, of snowballing)
  • De zoekstrategie (bij een systematische review)
  • De meetinstrumenten
  • De codeerinstructies (bij kwalitatief onderzoek of systematische reviews)
  • Eventuele manipulaties, als het een experiment betreft (e.g. verschillende stimuli die worden gebruikt, of de beschrijving van een therapievorm, of een interventie)
  • Open Science repository (i.e. waar alle data, materialen, resultaten, vragenlijsten etc gevonden kunnen worden
  • Ethische toestemming (bij welke commissie ethische toestemming is gevraagd - en als het goed is, gekregen)
  • Procedure (i.e. hoe verliep de studie; wat gebeurde er met elke deelnemer)
  • Maskering (i.e. van deelnemers of onderzoekers voor de conditie waar deelnemers in zitten, of bij onafhankelijke coderiing van data door meerdere onderzoekers, van de onderzoekers voor elkaars codes)
  • Analyses [i.e. welke analyses worden gedaan; worden er beslisregels gehanteerd om conclusies te trekken, en zoja, welke en waarom, e.g. welke alfa wordt gekozen en waarom, Maier & Lakens (2021)]

35.3 Resultaten

Als de data zijn verzameld, worden de analyses die in de methode zijn beschreven toegepast op die data. De uitkomsten van die analyses worden vervolgens beschreven in de resultatensectie. Hier worden bovendien de belangrijkste grafieken getoond, en de belangrijkste uitkomsten worden vaak in tabellen opgenomen. Net als bij de methodesectie geldt dat er vaak veel meer resultaten uit een studie komen dan in de resultatensectie worden besproken, en die worden daarom vaak opgenomen in het bijbehorende repository, of als bijlagen.

In de resultatensectie worden de resultaten nog niet besproken in het kader van de bredere literatuur, en er worden nog geen conclusies getrokken. De resultaten (de grafieken en getallen die uit de analyses komen) mogen wel worden geïnterpreteerd, maar nog niet gecontextualiseerd. Er mag dus bijvoorbeeld wel worden beschreven of, op basis van betrouwbaarheidsintervallen, twee schattingen gelijk lijken of niet; en er mag worden gemeld of de uitkomsten van bepaalde nulhypothesesignificantietoetsen consistent zijn met de onderzochte hypothesen; maar deze interpretatie blijft binnen het kader van de studie die je beschrijft.

35.4 Discussie

In de discussie wordt vaak begonnen met een zeer korte samenvatting van de studie en de belangrijkste resultaten. Hierna worden deze resultaten in context geplaatst: ze worden besproken in het licht van het theoretisch kader en de empirische evidentie uit andere studies. Hierbij wordt vaak in het bijzonder aandacht besteed aan de studie-opzet van die andere studies en van de huidige studie, aan de methodologische implicaties van die verschillen, en aan de theoretische betekenis van die verschillen in combinatie met overeenkomsten of verschillen in uitkomsten. Op basis van deze contextualisering worden vervolgens conclusies getrokken. De conclusies zijn dus een combinatie van enerzijds de uitkomsten van een studie (zoals besproken in de resultatensectie) en anderzijds de context die wordt gevormd door het theoretisch kader, andere empirische evidentie, en contextuele, pragmatische, politieke, culturele, maatschappelijke, en subjectieve factoren.

Bij toegepast onderzoek wordt vaak geen theorie onderzocht: er wordt wel vaak een theorie gebruikt, maar deze wordt niet getoetst maar juist voor waar aangenomen en als instrument ingezet om iets te kunnen leren over een klein stukje van de natuurlijke wereld. Een voorbeeld is onderzoek naar het relatieve belang van een aantal factoren bij het ontstaan van interpersoonlijk conflict in een bepaald bedrijf. In zo’n studie worden de theorieën over de oorzaken van interpersoonlijk conflict in de inleiding besproken en vanaf dat punt voor waar aangenomen; de resultaten zijn dan informatief over welk van die factoren het belangrijkst lijken in het betreffende bedrijf; maar de theorie wordt niet getoetst, omdat het onderzoeksontwerp zich niet leent voor het bestuderen van de relevante causale relaties. In zulke studies ligt de nadruk in de discussie meer op een vergelijking van de belangrijke factoren in andere populaties of contexten, en op praktische aanbevelingen.

In de discussiesectie worden bovendien de beperkingen van de studie beproken. Beperkingen zijn vaak een combinatie van de methodologische beperkingen van de studie-opzet in combinatie met theoretische of juist praktische zaken. Elke beperking resulteert in een concrete aanbeveling, zodat onderzoekers die het betreffende onderwerp verder willen bestuderen weloverwogen keuzes kunnen maken. Bovendien worden in de discussiesectie ook de sterke punten van een studie beschreven.

Naast methodologische aanbevelingen worden er, afhankelijk van het soort studie, vaak ook praktische aanbevelingen gedaan voor professionals die werkzaam zijn in het werkveld of voor beleidsmakers. Zo kan bijvoorbeeld worden geadviseerd waar campagnes zich op moeten richten of welke principes opgenomen moeten worden in protocollen voor een therapievorm.

Letterlijk tot slot eindigt een discussie vaak met een ‘take home message’: in de laatste alinea wordt de hoofdboodschap vaak herhaald. Dit kan een conclusie op basis van de resultaten zijn, maar ook een beleidsadvies of een methodologische suggestie voor toekomstig onderzoek.

35.5 Zandloper

De methodesectie beschrijft hoe de studie is uitgevoerd, en de resultatensectie wat er uitkwam. Beide secties beperken zich tot de huidige studie. Een inleiding opent juist breder en zet de context van de studie uiteen, en ‘zoomt dus in’ op de huidige studie. De discussie doet het omgekeerde: die neem de uitkomsten van de studie, en ‘zoomt uit’ door deze weer te interpreteren in de bredere context. Deze vier secties vormen dus een zandloper: van breed naar smal naar breed.

Referenties

Maier, M., & Lakens, D. (2021). Justify Your Alpha: A Primer on Two Practical Approaches. PsyArXiv. https://doi.org/10.31234/osf.io/ts4r6